Ruiken aan het lodereindoosje

In de boerderij waar het kasboekje van Aaltje werd gevonden bevond zich ook een lodereindoosje. Hierover verscheen een artikel in nummer 2 / 2024 van Stad & Lande (tijdschrift over geschiedenis en erfgoed in Groningen). 

Ruiken aan het lodereindoosje

Op het dressoir in de voorkamer van onze oude boerderij in het buurtschap Smeerling bij Onstwedde stond vroeger een klein glimmend busje. Als kind opende ik het vaak en rook dan aan het sponsje dat naar ‘klonje’ rook.
Nu, 60 jaar later, open ik het busje opnieuw. De geur herken ik nog.
Het is een zgn. loderein-doosje. Loderein is een verbastering van het Franse ‘l’eau de la reine’, ofwel ‘koninginnewater’. Vooral vrouwen namen het vroeger mee naar bv. de kerk om zich te verfrissen door de huid met het sponsje te deppen en zo lichaamsgeurtjes te verdrijven. Deze zilveren doosjes werden vanaf eind 17e eeuw steeds populairder. Het geurwater werd gemaakt van o.a. rozemarijn, lavendel en ceder (1) In de 2e helft van de 19e eeuw neemt het gebruik af.
Hildebrand (Nicolaas Beets) schrijft in zijn Camera Obscura (1839) in ‘De Familie Kegge’ over het ‘loddereindoosje’ van, de van een ‘kleine lijfrente’ levende, Grietje van Buren.
In het Gronings sprak men van een ‘lödderìndeuske’.



Uit 1872
Het zilveren busje is 6 cm hoog, achtkantig en heeft een omtrek van 11 cm. Het weegt 20 gram. Ontwerp en versieringen zijn in Biedermeier-stijl. Naast fantasie-vormen zijn onder meer een zonnebloem, hartje, kruis en zandloper te herkennen.  Aan de onderkant en in de rand onder het dekseltje staan verschillende merktekens. Mevr. Herma Grimmius van de Groninger Zilverkamer in Appingedam kon me hierover wijzer maken. Het lodereindoosje blijkt te zijn gemaakt in 1872 door zilversmid Jacobus Gerardus Treling (geboren in Amsterdam in 1818 en overleden in Sneek in 1893). Naast het jaarletter, een naar rechts gekeerd leeuwtje dat zogeheten 2e gehalte zilver aangeeft (83%) en het meesterteken van Treling (091/TR) is er een Minerva-tekentje dat op het keurmerk van Amsterdam duidt.
Onderop het doosje staan de letters G.E. gegrafeerd. Het zijn de initialen van mijn overgrootmoeder Geertje Engbers.

Geertje Engbers. Naar schatting 40 jaar oud. Er is alleen een portret van Geertje en niet van haar echtgenoot Marten Dammer. Geertje overleed op haar 42e. Mogelijk was Geertje al ziek en liet Marten het portret maken als herinnering voor hem en de jonge kinderen.

 

Dagloners
Geertje Engbers werd geboren op 27 oktober 1857 in Finsterwolde. Ze was de dochter van Jacob Engbers en Engeltje Werkman. Op 10 juni 1891 trouwde ze met Marten Dammer (*Oostwold, 27 november 1857), zoon van Willem Eltjes Dammer en Jantje Stavast. In de huwelijksacte staat dat Marten ‘dagloner’ is en Geertje ‘dagloonster’. Ook hun ouders waren arbeiders. Martens vader Jacob was ‘wegwerker’ en moeder Engeltje ‘dienstmeid’. Geertjes vader Willem was ‘boerenknecht’ en moeder Jantje ‘dagloonster’.  Marten en Geertjes trouwjaar 1891 was ook het jaar dat socialistische arbeiders in Europese steden massaal de straat opgingen, om betere arbeidsvoorwaarden en een achturige werkdag te eisen. Het is de tijd dat anarchistisch-socialist Tjerk Luitjens in Oost-Groningen afdelingen van de Sociaal-Democratische Bond opricht.

We weten niet of het pas getrouwde stel Marten en Geertje zich met politiek bezig hield, maar beiden zullen wel de armoede van de arbeiders gekend hebben en ook van dichtbij de tegenstellingen ervaren hebben tussen boeren en arbeiders op het Oldambt. Niet voor niks brak hier in het hart van het Oldambt, na al een eerdere staking in 1919, in 1929 de langste landarbeidersstaking in Nederland ooit uit. (2)

Boerderij in Ekamp
Hoe moeten we in deze maatschappelijke verhoudingen het zilveren lodereindoosje plaatsen? Kreeg Geertje het van een boer waar ze werkte? Of gaf Marten het haar bij de verloving? Dan is het, ofschoon dan mogelijk tweedehands in verband met het ruime tijdsverschil tussen productie van het doosje en huwelijk, een bijzonder cadeau want ze hadden het gezien hun afkomst en daglonerschap niet breed. Een losse landarbeider verdiende in 1893 in Beerta met ‘veldwerk’ een gemiddelde weekloon van fl. 4,45 (3)
Maar Marten Dammer werkte zich op tot loonwerker en stro-menner. Volgens de familieoverlevering was hij daar heel bedreven in en was hij een ‘arbeidzame’ man. Als in 1916 oudste dochter Engeltje trouwt wordt als beroep van vader Marten vermeld: ‘landbouwer’.
Marten en Geertje gingen wonen in een boerderij in Ekamp (‘Aikaamp’; buurtschap tussen Oostwold en Winschoten). De huidige boerderij (Ekamperweg 29) is van 1910 en kijkt -inmiddels- uit op de Blauwestad. De oude boerderij stond 700 meter zuidwaarts en brandde af. Marten en Geertje pachtten de boerderij in eerste instantie van Freerk Harms Hollander. Marten kocht het in 1904 voor 10.500 gulden en verkocht het in 1917 aan Galtjo Woltjer (voor 21.500 gulden) (4)
Ze gingen naar de Hervormde Kerk in Oostwold, waar ze onder het gehoor waren van onder meer ds. G.W. Sannes en het Freytag-orgel.

De nieuwe boerderij van 1910 in Ekamp.

Het gezin Dammer-Engbers
Marten en Geertje kregen vier kinderen:
-Engeltje, geboren op 1 december 1891
-Jantje, geboren op 9 april 1893 (op 3-jarige leeftijd overleden op 5 oktober 1896)
-Levenloos kind eveneens geboren op 9 april 1893
-Willem Eltjo geboren op 7 oktober 1897.
Geertje overleed op 42-jarige leeftijd op 25 oktober 1900  in Oostwold. Marten ging later aan de Weenderstraat (113) in Vlagtwedde wonen, precies tussen zijn dochter Engeltje (Oostersingel) en zoon Willem (Ellersinghuizen) in. Marten overleed op 22 juli 1929 en werd begraven op de begraafplaats in Veele bij Vlagtwedde.

Genealogie.

Familiegraf
Navraag bij mijn tante mevrouw Titia Huls-Blikman uit Vlagtwedde leerde me dat onze voormoeder Geertje Engbers begraven ligt in Oostwold. Ze kon me precies de plek uitleggen: aan het rechter buitenpad vlak voor de houten schuur. Maar toen ik daar zocht vond ik geen graf. Wel was er op de aangewezen plek een klein bosje. Een ‘mini-parkje op het kerkhof’ dacht ik. Maar nadat ik er enkele keren voorbij was gelopen onderzocht ik het bosje beter. Het bestond uit onder meer een hoge cipres, een grote laurierstruik, een bijzonder ondernemende hedera en een wilde braam. En midden tussen dit alles stond een overwoekerd smeedijzeren hekwerk. Het graf was gevonden. De grafsteen was er niet meer, maar navraag bij de heer Cor Poortman (van team begraafplaatsen van de gemeente Oldambt) maakte duidelijk dat dit het familiegraf van de familie Dammer was met de graven van:
Geertje Dammer – Engbers  († 1900)
-Jantje Stavast (moeder Marten, † 1899)
-Aaltje Dammer (zus van Marten, † 1904)
-Jantje Dammer (3 jarig kind van Geertje en Marten, † 1896) en haar levenloos geboren tweelingbroertje of – zusje (†1893).
Samen met neef Jan Blikman werd het graf opgeknapt en de firma Jan Kalk zorgde voor een nieuwe grafplaat.

Foto’s familiegraf in Oostwold voor en na herstel.

De kinderen Engeltje en Willem
Engeltje en Willem de kinderen van Geertje en Marten werden na het overlijden voor een belangrijk deel opgevoed door een tante. Engeltje ging graag naar de voordrachten en toneelavonden in Café Hut op de viersprong bij de Ekamperweg en Nieuweweg.

Ansichtkaart viersprong Ekamperweg/Nieuweweg met rechts (onder de bomen) Café Hut (Leeuwering) en links bakkerij Poepjes (uit collectie van Piet Remeijer)

Engeltje trouwde op 5 mei 1916 in Finsterwolde met Jan Everardus Blikman uit Foxhol, zoon van Geert Blikman (Zuidbroek) en Tietje Zijl (Noordbroek). Engeltje en Jan kochten een boerderij (20 ha) aan de Oostersingel in Vlagtwedde. Ze kregen 6 kinderen: Geert, Geertje, Marten, Tinus, Willem en Tietje (Titia). Jan Blikman was voorzitter van de Vlagtwedder Boerenleenbank en Engeltje zat in het schoolbestuur en zong in ‘Jubals Harp’.
Willem, de zoon van Marten en Geertje, trouwde met Anna Catharina Mein uit Vlagtwedde. Ze kregen in 1924 een jongetje Derk Marten, maar deze overleed 3 maanden oud. Willem was boer in Ellersinghuizen (op wat nu ‘De Bommelhoeve’ heet). Hij ging failliet en 7 ‘daimt’ (3,5 ha) land bij het Metbroek ging naar Jan Blikman die het later verpachtte aan mijn vader Hanne Wilzing (Smeerling)/ Willem had daarna verschillende beroepen zoals ijscoman, melkloper met kar en twee honden en kroegbaas (in Vlagtwedde en Veelerveen).

Portret van de familie Jan en Engeltje Blikman-Dammer voor de boerderij aan de Oostersingel in Vlagtwedde op 6 mei 1941 ter gelegenheid van hun 35-jarig huwelijk. Voorste rij van links naar rechts: Tietinus, Jan Blikman, Engeltje Dammer, Geert. Achterste rij: Willem, Marten, Geertje, Tietje (Titia).
De foto is gemaakt door foto ‘Modern’ in Winschoten. Deze fotozaak werd opgericht door de Joodse fotograaf Gustav Tahl die in de oorlog onderdook in een tent op het dak van zijn winkel
(5)

Onderdeel van groter geheel
Mijn moeder, Geertje, was het 2e kind van Engeltje Dammer en Jan Blikman. Ze gaf ons het lodereindoosje van haar grootmoeder Geertje Engbers door. Het staat bij ons thuis op het dressoir en onze kinderen, waaronder dochter Geertje, roken er als kind geregeld aan en nu doen onze kleinkinderen dat. Het lodereindoosje herinnert ons aan ‘de wolk van getuigen rondom ons’ (Hebr. 12:1)  en dat we als mensen nooit los verkrijgbaar zijn. De Kameroense filosoof Pius Mosima zegt het zo: ‘Je bent altijd onderdeel van een groter geheel, van een gemeenschap’ (6)

Hanne Wilzing

Noten
(1) Jaarverslag 2020 van het Nederlands Zilver Museum Schoonhoven (blz. 14).
(2) https://vakbondshistorie.nl/dossiers/de-landarbeidersstaking-van-1929-in-het-oldambt/
(3) Bron: De nieuwe tijd; onafhankelijk sociaal-democratisch weekblad, jrg 1, 1893. Via website Groninganus van Harry Perton.
(4) Boerderijen in het Wold-Oldambt, 1997, Stichting Boerderijenboek “Wold-Oldambt”, Scheemda.
(5) https://in100fotos.nl/groningen/foto/gr-2-05/
(6) Hanne Wilzing, ‘Aaltje, vier generaties kinderen uit Smeerling’, 2020.

Bij het opknappen van het Dammer-familiegraf werd een laurierstruik gerooid. Van het hout werd bijgaande plastiek gemaakt. Het verbeeldt de vertakking en de gelaagdheid.

Gedicht

Stoefbie

Joe pruiten aans
joe dochten aans
op joen handen zat meer ielt
den op mienent
en op petret zai ik joen verdrait
kieken oet tied

Mor as ik dit lutje snoefdeuske vasthol
binnen ie veur even stoefbie
stòlsk en staark
roek ik joen waarmte
heur ik daipvot moekes stem
kommen wie over brugge
van stromende tied
nander in muide

(in erinnern aan Geertje Engbers 1857-1900)

Dichtbij

U sprak anders
u dacht anders
op uw handen zat meer eelt
dan op de mijne
en op het portret zie ik uw verdriet
u kijkt uit de tijd

Maar als ik dit kleine snuifdoosje vasthou  
bent u voor even dichtbij
fier en sterk
ruik ik uw warmte
hoor ik diepweg moeders stem
komen we over de brug
van stromende tijd
elkaar tegemoet

(in herinnering aan Geertje Engbers 1857-1900)